Een goede grond, het halve werk?
Waar we het over hebben als we het over grond hebben – althans, voor zover ik dat tot nu toe begrijp en kan navertellen.
Gingen wij als studenten des avond ergens in een of andere kroeg tien à twintig glazen nuttigen – we spreken van de tweede helft van de jaren nul – dan hechtten mijn drinkebroers en ik gepaste waarde aan ‘het leggen van een goede bodem’, oftewel een degelijke maaltijd vooraf, denk aan hompen varkensvlees met gebakken aardappels en mayonaise. (In het Verenigd Koninkrijk, zo vertelde mijn buurman me, een architect uit Wales, gaat dat er anders aan toe. ‘Eating is cheating’, is daar het devies: gaat de student uit drinken, dan schijnt vooraf eten volstrekt verwerpelijk te zijn.)
Nu mijn geliefde en ik op een oude boerderij in het regenachtige noorden van Spanje wonen, en zelf weldadige maaltijden willen produceren – denk aan aardappels, groenten, eieren, chorizo – heeft ‘een goede bodem’ een andere invulling gekregen. Daarover volgen hier enkele opmerkingen, vanuit mijn bescheiden kennis en ervaring. Het lezen van dit opstel zal más o menos 10 minuten van je tijd in beslag nemen.
Potgrond uit een 50-literzak
De meeste planten en bomen zijn geworteld in de bodem, en hoe gezonder de bodem, hoe gezonder de gewassen die erin groeien. Logischer krijg je ze zelden voorgeschoteld, maar het duurde toch een poos voor dit inzicht bij mij tot wasdom kwam. Ik schrijf ‘bodem’, maar eigenlijk moet daar ‘grond’ staan, aldus het tamelijk oppervlakkige en prijzige boek Voedselbos: inspiratie voor ontwerp en beheer (2019). ‘De grond wordt vaak bodem genoemd, maar eigenlijk klopt dat niet. De bodem zit veel dieper, waar de rulle bovenlaag ondoordringbaar wordt.’ Waarvan akte.
Toen ik nog op vijfhoog in Amsterdam woonde, had ik een tiental tomaten- en peperplanten op het balkon staan, maar bij het belang van de kwaliteit van de grond heb ik nooit stilgestaan. Ik schepte elk jaar wat plastic bekertjes vol met potgrond uit een 50-literzak die bij mijn ouders uit de schuur kwam en die schijnbaar nooit leeg ging. In de gangkast onder de trap zal de kwaliteit van die grond er met de jaren niet op zijn vooruitgegaan.
Ook hergebruikte ik de grond van het jaar ervoor, omdat ik van protestantse huize kom en heb meegekregen dat je spullen niet moet weggooien of vervangen als je ze nog kunt gebruiken, een principe dat inmiddels tot mijn kernwaarden kan worden gerekend. Ik kieperde de met wilde planten overwoekerde bloembakken in het late voorjaar om in andere, lege bakken, om er mijn zaailingen in uit te planten.
De tomaten en pepers groeiden evenwel best aardig, misschien ook doordat ik regelmatig ’s morgens in de gieter op het balkon piste, en mijn ochtendplas aangelengd met water aan de planten gaf, iets wat ik op youtube had gezien maar waar ik geen onderzoek naar had verricht. (‘Human urine is a valuable source of fertiliser’, las ik laatst in Martin Crawfords Creating a Forest Garden: Working with Nature to Grow Edible Crops (2010). ‘It really is too valuable to waste.’)
Zanderige voren in het gazon
Wat betreft de kwaliteit van de grond viel het kwartje in de lente van 2023, toen ik me voor het eerst intensief onledig hield met de edele veldarbeid. We huurden een 19de eeuwse schoolmeesterswoning op de rug van het Xistral-gebergte, omringd door windmolens en wilde paarden, en van de huisbazen mochten we het land – een overbegraasde en platgestampte weide – naar eigen goeddunken bewerken.
We begonnen met het planten van twee fruitboompjes, en de moestuin breidde zich al snel uit tot een plantage van tientallen vierkante meters. Gaandeweg werd ik er behendiger in om de graszoden met de spade in vierkanten te snijden, ze los te wrikken en de grond er met een schepje vanaf te bikken. De zoden gingen op de composthoop, de zanderige voren in het gazon vulden we op met plantjes en zaden van het lokale tuincentrum.
Rondom de planten legden we stro, gras en ander organisch materiaal, zoals we dat hadden geleerd van iemand met meer ervaring dan wij. Dat spul zou verrotten en de grond ten goede komen, hem beschermen tegen de zon en wind, en vocht vasthouden. Mulchen, heet dit: ‘op de grond een deklaag van mulch aanbrengen’, een ‘deklaag van vergaan of rottend, organisch of ander materiaal over aanplantingen’, aldus Van Dale.
De theorie kenden we een beetje, de praktijk deden we, en op enig moment daalde ook het besef in dat droge, zanderige grond voor kleine plantjes minder fijn is dan zompige zwarte aarde waarin het wemelt van de wormen en pissebedden, en dat je je als tuinier moet toewijden aan het verbeteren van de grondkwaliteit.
Beestjes rondom de wortels
In Organic Gardening: The Healthy Way to Live and Grow (2002), een boek dat ik twee jaar terug in bruikleen heb genomen uit een airbnb in de buurt van de Braziliaanse stad Tiradentes, las ik: ‘Als je je grond in balans hebt, dan raakt de rest ook in balans (…) gezonde grond brengt gezonde planten voort.’ Maar wat is gezonde grond, en wat is de juiste balans?
Vroeger bij ons thuis had mijn broertje de groene vingers, niet ik. Korte tijd heb ik me als kind geïnteresseerd voor tuinkabouters, en kocht ik voor jarige gezinsleden steevast zo’n aardewerken aardmannetje bij de dorpswinkel, maar voor het levende deel van onze tegeltuin heb ik zelden belangstelling getoond. Een jaar of tien geleden, mijn broertje woonde inmiddels in Brazilië, haalde ik op verzoek van mijn ouders het onkruid tussen de plantjes vandaan. Het was zomer, de koperen ploert brandde in mijn nek. Het leek me een goed idee de grond wat losser te maken, dus ik pakte het aardappelpootijzer uit de emmer met tuingereedschap en stak het cilindervormige uiteinde veelvuldig en hardhandig in de aarde rondom de planten. Binnen tientallen minuten werd de aarde grijs, droog en mul, en ik voelde dat het niet juist was.
Goede, gezonde grond, weet ik nu, is levende grond, en hoe meer je die met rust laat, hoe beter. Een vierkante meter gezonde grond kan honderdduizenden beestjes bevatten, van duizenden soorten, schrijft George Monbiot in Regenesis (2022). De wetenschap zou tot nu toe slechts 10 procent van al die beestjes hebben geïdentificeerd. ‘Leonardo da Vinci heeft opgemerkt dat we meer weten over de beweging van de hemellichamen dan over de grond op onze eigen planeet’, schrijft Monbiot. ‘Dit geldt vandaag de dag nog steeds.’
Heb je de grond rondom je plantjes bedekt met organisch materiaal, dan breken die beestjes – zoals ik eerder al schreef – het dode, organische materiaal af. Ze ‘composteren’ het en verwerken het daarmee tot voeding voor planten en bomen. Die voeden zich namelijk niet alleen via fotosynthese, waarbij CO2 via zonne-energie wordt omgezet in onder meer glucose (suiker), maar ook via de wortels.
Schimmels op plantenwortels (mycorrhiza’s) spelen hierbij een cruciale rol. De voedingsstoffen in de grond worden via mycorrhiza’s (naar de Griekse woorden voor zwam, mukès, en wortel, rhiza) door de plant opgenomen, en andersom scheidt de plant voeding af naar de ontelbare beestjes rondom de wortels. ‘De grond is een ecosysteem dat door levende wezens is opgebouwd uit dode materialen’, schrijft Monbiot. Aan de complexiteit daarvan doe ik met deze alinea’s geen recht, maar het is op zich al een inzicht te beseffen dat de grond ondoorgrondelijk complex is.
Grond zoekt zijn eigen evenwicht
Hierover las ik later meer in het fascinerende Growing A Revolution: Bringing Our Soil Back to Life (2017) van de Amerikaanse hoogleraar geomorfologie David R. Montgomery. Hij beschrijft de nadelen van ploegen en monocultuur, twee veelvoorkomende praktijken in de agricultuur wereldwijd, en zet daar ‘conservation agriculture’ tegenover, een duurzamere landbouw die bestaat uit (1) het niet ploegen van het land, (2) het bedekken van het land met organisch materiaal of dekgewassen (‘cover crops’), en (3) het door elkaar heen planten van gewassen (biodiversiteit).
Ik stelde eerder de vraag wat de juiste balans is voor een gezond grond, en daarop kan ik het exacte antwoord niet geven, maar we kunnen erop vertrouwen dat de grond zelf in staat is naar een juiste balans toe te werken, en dat onze rol als ‘tuiniers’ daarin bescheiden en ondersteunend moet zijn. ‘De grond bestaat niet om ons van dienst te zijn’, schrijft Monbiot. ‘Grond probeert ons niet te helpen voedsel te verbouwen. Zoals alle complexe, zelfgeorganiseerde systemen zoekt het zijn eigen evenwicht.’ We kunnen de grond helpen door die te ‘voeden’ en zo veel mogelijk met rust te laten.
Na het lezen van Monbiot en Montgomery zag ik in dat onze planeet, althans de landmassa ervan, bedekt is met een laag grond, een cruciaal doch onbekend ecosysteem, en dat overal waar asfalt, beton of tegels liggen, ook (eetbare) planten en bomen zouden kunnen groeien, die CO2 opslaan en dus een rol vervullen in het tegengaan van de opwarming van de planeet. Ik kijk nu met andere ogen naar pleinen en parkeerterreinen en droom stilletjes van een ‘grondbevrijdingsfront’ dat met pikhouwelen rondtrekt om de aarde weer bloot te leggen en het bos vrij baan te geven.
Zwoegen voor een krop sla
Afgelopen winter en begin lente, nadat de eerste zaden en plantjes hier in Penagateira de grond in waren gegaan, hebben we de aarde rondom bedekt met blaadjes, stro uit het kippenhok en takjes en dergelijke meer. Ik heb met een snoeischaar (merk: Okatsune, een aanrader) takken verknipt tot mijn hand er zeer van deed – al werd de geest er bijzonder rustig van, zo rustig dat mijn vriendin af en toe voor de grap zei dat ze een dokter zou bellen om mij psychologisch te laten onderzoeken.
Later is er gemaaid gras tussen de planten gegaan, en als er ‘onkruid’ groeit, zoals varens of bosboterbloemen, dan knip ik dat net boven de grond af om het als ‘groene mest’ tussen de plantjes te leggen. Op advies van dezelfde persoon die ons het mulchen en enige voedselbosbouwtechnieken heeft aangeleerd, laat ik de wortels zitten, om de structuur van de grond niet aan te tasten, en omdat het beter is dat er iets groeit dan niets. De varens groeien echter sneller terug dan ik ze kan kortwieken, dus het is al met al flink zwoegen voor een paar aardappels en een krop sla.
Wat moet je hier nou mee? Wellicht heb je nu of in de toekomst ook een (moes)tuin, en leg je ook een laag mulch tussen de planten, als je dat niet al deed. Of misschien loop je binnenkort ergens over straat, en besef je hoe tegels, beton en asfalt de grond beletten om bos te worden, koop je een pikhouweel (30,95 euro bij Hornbach) en sluit je je aan bij het Grondbevrijdingsfront.
Drie korte updates
Bedankt voor het lezen! Drie korte updates nog: (1) het wilgenstekje dat ik vorige keer op de foto had gezet, is opgegeten door de paarden, nadat die zich door een matig geconstrueerde afrastering hadden geforceerd; (2) er zijn weer kittens geboren, we hebben er nu min of meer tien, je mag ze gratis komen ophalen; (3) één lezer heeft een betaald abonnement afgesloten, waarvoor dank! De opbrengst zal ten goede komen aan ons voedselbos. Hoe precies, daar zal ik later verslag van doen. Wil je je ook abonneren, gratis of betaald, dan kan dat hieronder.
Vriendelijke groeten,
Henk Bovekerk
Penagateira, 16 juni 2024